(w)etenschap

Coeliakie & gluten: de rol van zonuline & exorfines

07/05/'21

Dit artikel is geschreven door  Koen De Witte, KPNI therapeut van het KPNI Center.

Coeliakie of glutenintolerantie is een ziektebeeld die te wijten is aan het niet kunnen verdragen van gluten uit de voeding. Deze gluten beschadigen het dunne darm slijmvlies waardoor er een soort van afvlakking ontstaat van de dunne darm. Het is duidelijk dat het afvlakken van dit slijmvlies gepaard gaat met een groot oppervlakteverlies van het van dit darmslijmvlies, en zo zijn er ook minder opnamemogelijkheden van voedingsstoffen in de darm. Typische symptomen zijn dan diarree of constipatie of andere verteringsklachten zoals opgezette buik. Vaak doen er zich ook vage klachten voor als  vermoeidheid of futloosheid (dip na eten), slechte opname van voedingsstoffen, spierpijn, en tal van neurologische klachten als hoofdpijn, migraine, concentratieverlies, brain fog (hersenmist), ….

Naar schatting lijdt één op de honderd mensen aan glutenintolerantie maar het grootste deel beseft vaak niet dat hun dagelijkse klachten komen door coeliakie. De juiste diagnose van glutenintolerantie gebeurt door middel van een bloedafname (anti-gliadine antistoffen) en bij verdere twijfel een dunne darm biopsie.

Maar het moeilijk kunnen verteren van gluten gaat toch nog verder dan alleen glutenintolerantie. Een grote groep mensen verteren moeilijk gluten en toch kan er in het bloed of in biopten geen coeliakie aangetoond worden. Hoewel het duidelijk aantoonbaar is dat deze mensen na het eten van gluten buikpijn krijgen (met diarree, constipatie of winderigheid) en zich echt belabberd en moe voelen na deze maaltijd met gluten. Dit nieuwe syndroom heet non-celiac gluten sensitivity of glutensensitiviteit.

Gluten, het anti-nutriënt

Gluten is een groep eiwitten, die wordt aangetroffen in granen zoals tarwe, rogge, spelt en kamut. Gluten worden onderverdeeld in glutenines en gliadines (die voorkomen in tarwesoorten). En het is voornamelijk de α-gliadine uit tarwe, en rogge en gerst, die niet verteerd wordt door mensen met coeliakie of glutenintoleranties en deze erge overgevoeligheidsreacties uitlokken. Deze reacties hebben te maken met een verhoogde doorlaatbaarheid van het darmslijmvlies. Om dit proces te begrijpen, licht ik even kort de functie van tight junctions toe in onze darmen.  Tussen de cellen van de darmwand bevinden zich smalle kanalen, die dicht gehouden worden door tight junctions. Deze vormen een soort barrière en verbieden de vrije doorgang tussen de cellen heen waardoor er een soort controle systeem bestaat om bepaalde stoffen door te laten of juist tegen te houden. Dit systeem is een noodzakelijke barrière om antigenen uit de voeding en/of bacteriën tegen te houden. Deze tight junctions spelen zo een belangrijke rol in ons darmmicrobioom en immuunsysteem.

Er zijn echter verscheidene factoren die de functie van deze tight junctions kunnen beschadigen maar het is voornamelijk het eiwit zonuline die de permeabiliteit van de darmwand beschadigt. De twee grootste triggers om deze zonuline productie te stimuleren zijn de aanwezigheid van bepaalde pathogene bacteriën in de dunne darm en het contact met gluten, en voornamelijk dan de gliadine uit tarwe.

Zonuline verhoogt de darmpermeabiliteit

Hierdoor kunnen microbiële en voedingsantigenen de darmwand passeren en een interactie aangaan met het immuunsysteem en een ontstekingsreactie uitlokken. Gliadine lokt dan een ontstekingsreacties uit bij zowel mensen met een gluten intolerantie als bij mensen met een glutensensitiviteit. Zo zien we een verhoogde productie van de pro-inflammatoire cytokines als TNF-α, IL-1β, IL-12 en IFN-γ na contact met tarwekiemen en gluten. 

Deze impact van zonuline (1, 2 )  is uitvoerig onderzocht door wetenschapper en gastro-enteroloog dokter Fassano. Zo blijkt dat het eten van gluten de productie van zonuline verhoogt en zo de darmpermeabiliteit of doorlaatbaarheid doet toenemen en zo het immuunsysteem chronisch activeert. Dit proces speelt een grote rol  bij het ontwikkelen en in stand houden van verscheidene auto-immuunziektes als coeliakie, reumatoïde artritis, Hashimoto, …

Zo toonde een recent onderzoek (3) bij patiënten met de ziekte van Hashimoto (één van de meest voorkomende auto immuunziektes van de schildklier)  een verandering aan in hun darmmicrobioom (intestinale dysbiose en bacteriële overgroei) en intestinale permeabiliteit. Dit onderzoek werd uitgevoerd bij 40 personen met Hashimoto en een gelijkaardige controlegroep. Daaruit bleek dat personen met Hashimoto een verhoging hadden van Bacteroides stammen (pathogenen) en een lager gehalte aan bifidobacteriën en lactobacillen (gunstige bacteriën). Daarnaast bleek ook dat de zonuline concentratie verhoogd was bij patiënten met Hashimoto, wat wijst op een verhoogde permeabiliteit van hun darmflora. Naast deze bevindingen werd ook het voedingspatroon van deze groepen onderzocht en vergeleken en er blijken ook duidelijke verschillen te zijn in de consumptie van groenten, fruit, melkeiwit, vetzuren en koolhydraten. Meer over de impact van voeding en vezels kan u lezen in mijn volgend artikel “glutenvrij met de juiste prebiotische vezels”.

Maar ook andere ziektebeelden, uitgelokt door chronische laaggradige ontstekingen, zoals prikkelbaar darmsyndroom, astma, chronisch vermoeidheidssyndroom, depressies en diabetes (4) worden steeds vaker in verband gebracht met zonuline en triggers uit de voeding zoals gliadine (tarwe) en caseïne (melkeiwit).

Gluten en caseïne exorfines, de reden waarom we zo moeilijk gluten en kaas kunnen weerstaan

Gluten wordt dus meestal in direct verband gebracht met een ziekte als coeliakie met typische vertering gerelateerde klachten als opgeblazen gevoel, buikpijn en diarree. Maar soms zijn deze typische verteringsklachten niet aanwezig, hoewel er toch ziektebeelden zijn die zich zo kunnen ontwikkelen en die in relatie staan met de inname van gluten. Dit kan omdat gluten, maar ook caseïne (melkeiwit) en soja, bij overmatig en frequent gebruik, wordt gesplitst in morfine-achtige substanties, namelijk exorfines (5). Deze exorfines, gliadinemorfine 7 uit gliadine (tarwe) en bètacaseomorfine uit caseïne (melkeiwit), laten het immuunsysteem de darm aanvallen, resulterend in verschillende vormen van glutengevoeligheid. Zo zien we zelfs dat deze exorfines het vermogen hebben om de rest van ons lichaam, ja zelfs ons brein uit balans te brengen. Ze kunnen zich binden aan insuline, leptine en endorfine receptoren. Deze exorfines kunnen op deze manier ook een tijdelijk gevoel van welbevinden en licht euforisch effect geven.  Dit is alvast een verklaring waarom exorfines uit brood en kaas een neiging tot verslaving kunnen veroorzaken en vele mensen moeite hebben om deze “voeding” uit hun dagelijks patroon te schrappen. Het geeft ons een vals gevoel van geluk en troost.

Naast dit verslavend effect, worden een overmaat aan exorfines in verband gebracht met een hele reeks symptomen als storingen in pijnperceptie, depressies, ADHD en verslavingen. Maar deze gluten exorfines worden ook beschouwd als een belangrijke risico factor voor obesitas en daarmee samenhangende ziektebeelden.

In mijn volgend blog “glutenvrij met de juiste prebiotische vezels” ga ik graag dieper in op de werking van vezels op het darmslijmvlies. Daar licht ik graag toe wat voor vezels nu net wel ons darmslijmvlies herstelt en optimaliseert.

Referenties

  1. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/28123927/
  2. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/18832585/
  3. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/33746942/
  4. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/33278377/
  5. https://jhpn.biomedcentral.com/articles/10.1186/s41043-015-0032-y
  6. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/29320965/
  7. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/32051759/